18 februari - 29 mei 2011
Toen de negentienjarige Pablo Picasso in 1900 in Parijs aankwam, ging er een wereld voor hem open. In deze stad, hét culturele middelpunt van de avant-garde, zag hij de werken van kunstenaars als Gauguin, Van Gogh, Toulouse-Lautrec en Steinlen voor het eerst in het echt. De jonge Spanjaard absorbeerde gretig de ontdekkingen en ideeën van zijn tijdgenoten en van zijn voorgangers om zijn eigen stijl te ontwikkelen.
Via grensverleggende werken als Melancholische vrouw (1901, Detroit Institute of Arts) uit zijn droefgeestige Blauwe Periode en het bekende Zelfportret met palet (1906, Philadelphia Museum of Art) uit zijn Roze Periode, baande hij zijn weg naar het kubisme, dat de koers van de twintigste-eeuwse schilderkunst voor altijd zou veranderen. Zijn atelier werd een ontmoetingsplek voor schilders, beeldhouwers, schrijvers, verzamelaars en handelaren, die allen werden aangetrokken door zijn revolutionaire kunst en dynamische persoonlijkheid.
De tentoonstelling in het Van Gogh Museum laat de artistieke ontwikkeling zien die Picasso doormaakte vanaf zijn aankomst in Parijs tot 1907, toen hij was uitgegroeid tot leider van de Franse avant-garde.
Picasso in Parijs, 1900-1907 is samengesteld door gastconservator Marilyn McCully in samenwerking met
Museu Picasso in Barcelona. De tentoonstelling is daar te zien van 1 juli tot 16 oktober 2011.